Kees Verheij – Rivierverslaving – Intro

In deze artikelenreeks neemt Kees ons mee naar het grote, onstuimige water. Deze rasschrijver en ‘oldskool’ visser heeft veel ervaring op de rivieren en omliggende putten. Hij vertelt over zijn groei als visser.

Kees-Verheij-hengels

Allereerst zal ik me kort aan jullie voostellen. Erg kort, want ik stel veel liever m’n visserij aan jullie voor. De visserij van Kees Verheij.

Kees-Verheij-oldskool-blokvis

Goed, eerst maar even iets over mezelf dan: Als jochie van 5 liep ik al in een beekje te ploeteren om daar alles wat bewoog te vangen met een mayonaise-emmertje. Vanaf m’n 7e werd dat een poldersloot en een bamboehengel en weer wat later, op m’n 10e, ving ik al karpers met de korst. Dat was in 1980/81 en boilies bestonden nog niet, althans niet in mijn visserij. Dat kwam pas laat, in 1986, omdat ik er eerder niets van wilde weten. Vanaf m’n 14e viste ik al op en langs de rivier de Lek, ook op karper. Dit geschiedde doorgaans met een aardappel of een aantal korrels blikmais op de haak. Hierover schreef ik al eens iets in “De Karper” van de KSN, en ik wil het jullie niet onthouden:

Kees-Verheij-oldskool-spiegel

Een erg jonge Kees! (Noot redactie: veel afbeeldingen zijn oude dia’s, vandaar de ‘oude’ look).

“Het was een mooie junidag in het jaar 1985, toen er een 14-jarige jongen langs de oever van de rivier liep. Normaal keek hij altijd in het water, ook al was het maar een ondiep slootje, of hij soms een teken van vis zag. Nu echter keek hij vooral omhoog, in de bomen, of hij niet een kraaiennest kon vinden om daar vervolgens een jonge kraai uit mee te nemen en die tam te maken. Een eindje verderop was een ondiep watertje, dat bij vloed in directe verbinding met de rivier stond. Daar werd het de jongen toch te machtig en hij speurde het water af. Zag hij daar niet een rimpeling op het water? Ging daar een flinke vis? Nieuwsgierig geworden liep de jongen een eindje verder en keek nog eens goed. Het was vrij ondiep en je kon de bodem duidelijk zien. Plotseling schoven er enkele karpers zijn blikveld binnen. Karpers! Rivierkarpers! De jongen stond even perplex. Zijn karperwereld was tot dusver niet groter dan een poldersloot met vissen tot een pondje of 10. En hier zwommen zeker wel grotere bij, en ze maakten in het geheel geen onvangbare indruk. De kraaiennesten waren op slag uit het hoofd van de jongen verdwenen en daarvoor in de plaats kwamen enkel karpers. De karpers die hij aan zijn voeten zag scharrelen. De jongen sloop er voorzichtig bij vandaan en toen hij op veilige afstand was, begon hij naar zijn fiets te rennen. In een recordtijd was hij die twee kilometer naar huis gefietst en even later zag men hem weer in de tegengestelde richting jakkeren, maar nu met hengel, tas en schepnet. Een restje gekookte aardappels zou het moeten gaan doen.

Voorzichtig sloop ik naar de waterkant en jawel hoor, ze zwommen er nog. Met trillende handen bevestigde ik een aardappel op de haak en zorgde er natuurlijk voor dat de haak niet meer zichtbaar was. Als een karper die haak zag of voelde, dan zou hij er niet intrappen, zo was destijds mijn stellige overtuiging. Met een onderhands pendelworpje belandde het aas naast een pol biezen. Een handje kruim erbij en het avontuur kon beginnen. De karpers, het waren er zeker een stuk of 15, zwommen in enkele kleine groepjes rond en het duurde dan ook niet lang of ze kwamen in de richting van mijn aas. Het water werd troebel en af en toe zwaaide er een staartlob boven het water uit. Dan het moment dat de pen langzaam weggleed en er na aanslag een fikse boeggolf op het water verscheen. Na een stevige dril trok ik een mooie, schaarsbeschubde spiegelkarper in het schepnet. Nog natrillend van de spanning en nog steeds met iets van ongeloof staarde ik het beest aan. De vis bleekt 10 pond te wegen en kon dus meteen de concurrentie aan met de grootste karper die ik tot dusver had gevangen, een schub van 68 centimeter en 10 pond. Deze vis was met zijn 58 centimeter beduidend dikker.

Verdere pogingen die middag liepen op niets uit, maar in de weken erna wist ik nog enkele exemplaren te vangen. Dan is er die middag van het monster.

Het was vloed toen ik met vismaat en klasgenoot Theo aan de rivieroever verscheen. Theo had nog nooit een karper gevangen, hij was meer een snoekvisser en tot dusver visten we alleen samen als we gingen snoeken. Karperen, daar had hij geen geduld voor, maar nu, enthousiast geworden door mijn verhalen, ging hij toch maar eens mee. Terwijl we langs het water liepen, klonk er ineens een plons in de rivier, vlakbij het kreekje dat naar het plasje liep. Toen we nog even over de rivier stonden te turen, zagen we ineens de volgende karper springen. We besloten bij de ingang naar het kreekje op de rivier zelf te gaan vissen, Theo links en ik rechts. Door stroming en scheepvaart waren onze pennen, nou ja, dobbers, constant in beweging, maar een aanbeet was goed te zien. We vingen enkele windes en brasems, maar ineens sloeg Theo op iets beters vast en begon zijn molenslip te gieren. Na een kwartier had hij de vis pas op de kant en zag ik een hooggebouwde schubkarper van een formaat zoals ik nog niet eerder ving. 13 Pond woog het beest en ik was hevig jaloers op zo’n mooie vangst. Dit duurde echter niet lang, want ook ik kreeg een mooie wegtrekker en stond meteen daarna met een hengel in de handen, die zo krom stond als een rietstengel in zuidwesterstorm. De molenslip zong zijn lied en de lijn floot in de wind. Tot mijn ontzetting zag ik dat de molenspoel leger en leger raakte. Dan het moment dat de koek op was en het buigen of barsten werd. De twintighonderdste Platil Strong hield het echter, en ergens in de vaargeul verscheen een diepe kolk. De vis keerde en ik kon wat lijn winnen. Na een half uur van geven en nemen schepte Theo mijn absolute record, een schub van 16 pond en 74 centimeter!”

Kees-Verheij-extra

Maar het verhaal gaat verder en ik citeer dus nog maar een stuk uit dat oude schrijfsel van me, het is een proces geweest, een zoektocht, die uiteindelijk eindigde met een ongeneeslijke rivierverslaving. En daarover wil ik jullie in een aantal blogs wat vertellen. Geen targets, geen dikke boiliemonsters, geen concurrentie, maar wel vrijheid en avontuur. Ik hoop een aantal van jullie enthousiast te kunnen maken voor deze visserij, dan is wat mij betreft het geblog niet voor niets geweest! Genoeg gezeverd, verder met het verhaal:

“De jaren erna bleef ik op die plek terugkomen, en elk voorjaar ving ik daar mijn karpers. Zowel op de rivier als in het plasje. Zo half april verschenen de eerste karpers, geactiveerd door het schuchtere voorjaarszonnetje. Eind juni viel het weer stil en kozen de laatste afgepaaide vissen het ruime sop. Voor mij als karpervissertje nog te groot. Andere wateren trokken en ik had inmiddels het boilievissen ontdekt. Ving wel veel, maar wist mijn record slechts te evenaren. Pas in 1989 wist ik een aantal twintigponders tot 27,5 pond te vangen. In de jaren erna beviste ik, geïnspireerd door die beroemde artikelenserie over het kanaal van Rini Groothuis, een kanaal bij mij in de buurt. Slechts in het voorjaar kwam ik regelmatig op de rivier, maar alleen met de pen en klassiek aas. Zo ving ik daar wel m’n eerste riviertwintigers en in 1994 plotseling een prachtige schub van 32 pond. Deze vis was mijn eerste dertiger ook en hoewel ik al jaren met boilies viste, ving ik deze op een aardappel. Met de pen en het betere kruip- en sluipwerk!

Kees-Verheij-oldskool

Kees-Verheij-paai

Het besluipen van de karpers was (en is) een favoriete vorm van karpervissen van mij.

Het was allemaal op een mooie middag in Juni 1994 en de plaats van handeling was het kleine putje dat met vloed in verbinding stond met de grote rivier. Het verschil tussen eb en vloed is daar namelijk zo’n anderhalve meter. Die middag was ik weer aanwezig met mijn penhengel en bakje aardappels en blikje maïs. Er zwommen een aantal vissen op ‘de plaat’, zoals we dat noemden. Veel bijzonders zag ik niet, maar kort na inworp kreeg ik al beet. Na aanslag was er bijzonder weinig en erg levendige weerstand en ving ik een klein schubje van een pondje of 4. Nou ja, wie het kleine niet eert en vis is vis! Plotseling zag ik een flinke V aan het wateroppervlak naderen. Toen ik voorzichtig ging staan, zag ik een stevige schubkarper aankomen, met een rug die mij deed inschatten dat dit exemplaar toch zeker 25 pond zou wegen. Die moest ik hebben! Met een voorzichtig worpje belandde de aardappel in de vermoedelijke zwemrichting van het beest. Helemaal juist ingeschat, zag ik al. Het vervolg liet zich raden… of toch niet! De vis zwom zonder blikken of blozen langs de aardappel en zag ik daar niet een minachtend trekje op zijn snuit verschijnen? Potverdorie, ik zou deze vis toch vangen! Als een volleerde wildbesluiper bewoog ik mij langs de soppige oever en geraakte de zich langzaam verplaatsende vis voor. Nu weer zo’n worpje en dan zou het toch eens moeten gaan lukken. Ietwat gehaast gooide ik in. Shit, bijna boven op zijn kop. In plaats van de bekende boeggolf, zag ik echter dat de karper inhield en met zijn kop zakte in de richting van de naar de bodem zakkende aardappel.

Aangezien er nog geen 75 centimeter water stond en het water ook nog eens glashelder was, kon ik alle bewegingen van de vis goed volgen. Het volgende moment stulpte de bek van de vis open en was mijn aardappel ineens verdwenen! Of lag hij nu onder de vis? Pas toen hij verder zwom en het pennetje volgde, sloeg ik aan, nu wel gevolgd door een boeggolf, maar met het verlossende geluid van de molenslip in m’n oren. Hangen! Na een korte, maar stevige dril, de vis ging een hoek in waar hij nauwelijks kon zwemmen, trok ik hem in het net en besefte dat hier m’n grootste vis voor me lag. Een dikke schub van 89 centimeter en 32 pond. De jaren erna ving ik op de rivier geen vis meer van dat formaat, wel ving ik m ’n tweede dertiger in een polderwetering en wederom een nieuw PR, alweer met een pennetje, een 1-ponds stokje en als aas 2 kikkererwten op een hair. Met 34 pond een vis om erg blij mee te zijn!

Kees-Verheij-gouden-schub

Na een aantal jaren lekker te hebben gevist, begon het toch te knagen. De uitdaging werd minder en nadat ik mijn PR in 1998 op 38 pond en 3 ons had gebracht door m ’n toenmalige targetvis te vangen, een bekende spiegel die in 1989 ook al m’n PR vertegenwoordigde, begon de rivier steeds meer te trekken. In 1999 moest het dan maar gebeuren, nadat ik eerst de voorjaarsstek van het kanaal nog maar eens onveilig had gemaakt. Daar ving ik in enkele weken tijd zo’n berg grote vis, dat ik op een gegeven moment gewoon blij was dat de vis weer uitzwermde over het kanaal.

Kees-Verheij-spiegel-hengels

Kees-Verheij-rivier-spiegel

Kees-Verheij-rivier

De drang naar de rivier en haar machtige spiegels bleef.

Ook hier was de uitdaging er grotendeels af en werd het een ordinaire visjesvangerij. Het grote avontuur lonkte en ik moest maar eens statisch de rivier gaan bevissen. Inmiddels had ik een oude kennis gesproken die al enkele jaren met succes de rivier op deze wijze beviste. Hierdoor gesterkt in m’n overtuiging begon ik in juli ’99 vol enthousiasme aan deze manier van vissen. Zelfs als ik niets meer zou vangen dat jaar was m’n seizoen qua aantallen en gewichten al nog nooit zo goed geweest, dus ik kon voorlopig blanken zonder buitdrift.

Kees-Verheij-sfeer

Kees-Verheij-duo-vangst

Nieuwe gronden, nieuwe avonturen!

De eerste keer dat ik met m’n emmertje maïs en bakje boilies een krib op liep, voelde het allemaal erg nutteloos aan. Zou hier, aan de voet van de honderd meter lange krib, vlakbij een klein wierveldje, nu een karper langs komen? Ik beviste deze stek vanaf een schuin tegenover liggende oude aanlegsteiger en gooide m’n tweede hengel onderhands in op een diepere stek, die ik vanzelfsprekend ook bevoerde. De eerste nacht leverde een blank op, waarom ook niet? De week erna was ik terug voor poging twee. Het was nu minder warm en er stond een gunstig noordwestenwindje mooi op de stek.

Om 05.10 uur, ik lag heerlijk in dromenland, ineens een harde fluiter op rechts. Een moment keek ik vol ongeloof naar de op de rodpod stuiterende hengel, maar dan sloeg ik aan en voelde meteen een karper zwaar trekken. De vis ging naar links, richting de vaargeul, die hier op een veilige afstand van zo’n 100 meter lag. Dan ging ook de linkerhengel meedoen. Eerst dacht ik nog dat de vis door m’n andere lijn zwom, maar gezien de korte afstand waarop deze hengel lag, kon dat helemaal niet. Na aanslag stond ik dus met twee hevig kromme hengels in m’n handen. Het zweet brak me uit, wat nu? Na een hoop geklooi schepte ik de eerste vis, een prachtige schub van 24 pond. De tweede schoot helaas los, een schub van naar schatting 15 pond. Het maakte op dat moment niet zo veel voor me uit, ik had m’n eerste boilievis op de rivier, en meteen een mooie twintiger!”

Kees-Verheij-bootvissen

De jaren erna viste ik vrijwel uitsluitend op de Lek, maar na m’n verhuizing in 2008 lonkte de Waal/Boven-Merwede naar me als nieuwe uitdaging. Hierover wil ik de komende blogs vertellen, specifieker over een haven aan deze wilde waterweg, waar ik een aantal gedenkwaardige sessies meemaakte, vorig jaar…

Kees-Verheij-coole-schub

Maar daarover in een volgende blog!

Kees Verheij 

Bekijk ook