Monkey Business – ’t Eiland II

In dit waanzinnige blog gaat onze Gio samen met zijn amigo Gilles naar de UK om hier een prachtige meerdaagse trip mee te maken. Na hard werken volgt gelukkig een waardevolle beloning…
“Vous pouvez couper le moteur, s’il vous plait?” “Vous pouvez couper le moteur, s’il vous plait?”, klinkt het andermaal, maar compleet gestresst gaat die vraag aan mij voorbij. “Mais enfin, coupe le moteur, je te dis!” Op vraag van de nukkige agente leg ik mijn motor eindelijk af. Gilles en ik staan aan de ingang van de Eurotunnel in Calais, je weet wel, die trein waarvan Jules Verne in zijn ‘Twintigduizend mijl onder zee’ enkel maar kon dromen, en werden net door de Franse Gendarmerie uit de rij gehaald. Tot overmaat van ramp hebben we maar een paar minuten meer, of we missen onze trein…
Het zit ‘m zo: Gilles heeft er niet beter op gevonden om met de GoPro de grenspost en –controle te filmen en dat was helemaal niet naar de zin van de douaniers. We konden wel eens terroristen zijn, luidt de uitleg van de overijverige amb(e)t(ant)enaars. Gilles raakt er maar niet aan uit om de pas gemaakte bestanden te wissen. Meer en meer agenten komen rondom onze bestelwagen staan, de achterklep moet open en er wordt gedreigd dat de camera – die overigens van een vriend van ‘m is – geconfisqueerd zal worden als mijn maatje het ding niet als de wiedeweerga weet leeg te maken. Het angstzweet breekt ons uit. Nog een geluk dat Gilles perfect tweetalig is – zo hoort dat nu eenmaal in België, alleen is dat in de praktijk vaak niet zo – en de agenten op gepaste wijze te woord kan staan. Ikzelf zou het in mijn eentje een pak moeilijker gehad hebben en weet zeker dat ik dat hebbeding al lang kwijt was! Gilles heeft nochtans zelf een GoPro en weet perfect hoe hij files verwijderen moet, alleen wilde hij nu per se het nieuwere en betere model van zijn vriend testen en scheen het wissen van bestanden niet op de gangbare manier te lukken. Je had de ongeduldige agenten in alle vroegte ’s morgens moeten zien kijken, ik weet niet wie uiteindelijk nerveuzer was: zij of wij. Op de valreep lukt het Gilles alsnog en doordat de trein niet precies op tijd vertrekt, kunnen we zelfs nog inchecken. Van een geluk gesproken!

Rondzwerven door de UK, met stip één van mijn hobby’s binnen het karpervissen!
Gisteravond hadden we als kleine jongens nog zo zitten speculeren hoe deze trip naar het land van links zwemmende, ondersteboven azende, achterwaarts rollende karpers verlopen zou. Je kent het wel: het vuur van vroeger dat er plots terug is, waarbij je vol verwachting was over de zwik voorntjes die je als kleine kid ’s anderendaags wel niet tikken zou, de dikke slijmjurk die er met kop en schouders bovenuit steken zou, of de karper die je veel te dun lijntje aan diggelen trekken kon… Het vuur dat je urenlang uit je slaap hield, maar dat kon je toen nog niet deren. Nu, vele jaren later, zit zoiets al sneller in je koude kleren. Maar het was goed om het opnieuw te voelen branden. De spanning voor die eerste keer, weet je wel? Nu, ik was al meerdere malen de plas over geweest, maar nooit om te vissen, laat staan dat ik er zelf al met de auto rondgereden had. We kregen in ieder geval een hachelijk begin van ons avontuur voorgeschoteld, als dat maar goed komen zou…
Maar goed, dit akkefietje zou de pret niet bederven. Eenmaal onder de zeespiegel krijgen we een half uurtje de tijd om te bekomen, hard suizende oren inclusief weliswaar. De aankomst in Engeland is voorzien om halfacht lokale tijd, best vroeg dus, en we hebben nog een lange dag voor de boeg. Vooraleer we kunnen gaan vissen, moet ik nog even op de thee bij Taska, een van de adverteerders van Monkey Climber magazine. De GPS houdt geen rekening met het lokale tijdsverschil en de 2,5 uur ingecalculeerde reistijd tot bij het Taska HQ blijken er maar anderhalf te zijn. Dat geeft ons gelukkig wat respijt, want wie denkt dat die Engelse bedrijven allemaal grote pompeuze industriegebouwen zijn met logo’s die je van mijlenver ziet, heeft het grondig mis. Nee, de meeste liggen op tot karperbedrijf omgetoverde boerderijen, schuren en aanpalende landgoederen. Ook is hun adres krijgen géén sinecure en huisnummers kennen ze voor dit type zaken al helemaal niet. Om potentiële dieven een stapje voor te zijn, luidt het dan. In Engeland een echte plaag, en al zeker in deze sector naar het schijnt.

Voor onze Engelse trip écht van start gaat, gaan we eerst nog eventjes op de koffie bij Taska.
Bij Taska is het niet anders: het bedrijf van Steve en Annie Tasker ligt verscholen achter een mooi, typisch Engels landhuis. Alleen bellen we tot driemaal toe bij de verkeerde ‘Farm’ aan omdat we echt geen clue hebben van waar we precies moeten zijn. Anyway, wie ondertussen van Taska nog niet gehoord heeft, moet dringend eens uit zijn bunker komen! Het is werkelijk fenomenaal tot wat voor een omvattende én tevens innovatieve end tackle en stainless range hun breinen op slechts een dik jaar gekomen zijn. Ik had Steve samen met zijn rechterhand Maurice Willms uit Duitsland eerder in 2012 op Carp Zwolle op onze stand gesproken en het was een erg prettig weerzien! Gilles en ik mochten een blik nemen in de op stapel staande productdesigns en –plannen, en het moet gezegd, hier gaan we nog van opkijken!
Ondertussen doet het Engelse weer zijn uiterste best om uit te blinken in zijn typische miezerigheid. Het is medio juli en de regen klettert werkelijk met bakken uit de lucht. Dat vakantiebruin kunnen we alvast ook op onze witte buiken schrijven. Tegen de middag nemen Gilles en ik afscheid van Taska en zetten onze tocht verder naar Foxmere, ook in het graafschap Essex gelegen. Foxmere is een naar schatting acht à tien hectare grote plas nabij Chelmsford en eigendom van, jawel, de bekende tacklegigant Fox. In feite is het een vrij prijzig syndicaatwater waar de jongens van Fox ook op vissen en filmen en waar relaties terecht kunnen. Zo ook onze vriend Mark, eigenaar van het dan nog op stapel staande kledijmerk Navitas, die het water exclusief voor enkele dagen mag gebruiken. Mark is ook zo’n beste kerel die ik op Zwolle leren kennen heb en heel wat betekent heeft om Engelse contacten te leggen voor MC#1 destijds. Nu zouden Gilles en ik wat voor ‘m terug doen en Navitas wat in onze contreien gaan promoten. En dat is een beetje de opzet van de komende drie nachten: samen vissen met iedereen die op dat moment bij Navitas betrokken is en de eerste samples bekijken.
Gilles en ik zijn de enigen die de oversteek van op het vasteland maken voor deze gelegenheid, maar wel de laatsten om een stek te kiezen. Bij de uiteindelijke aankomst – ook nu weer hadden we geen adres, zucht – blijkt praktisch alles reeds bezet. Zowat half het water staat werkelijk potdicht van het kruid en de overige stekken – niet toevallig stuk voor stuk plekken waar je de auto vlak achter je kont hebt – zijn reeds ingenomen. Er is slechts een plek over en die ligt toch wel op honderd wandelen in drassig gebied. Ah, die tarty Engelsen toch, bang dat hun shiny tackle vuil zou worden zeker? Eerlijk, we kunnen niet beter treffen, rustig weg van iedereen en zeker dat we hier een kansje kunnen maken op onze eerste Engelse karper(s). Het betreft een soort van hoekstek waarbij Gilles links gaat zitten en gerust drie hengels kwijt kan, ik rechts iets beperkter ben maar wel een mooi wierbed en enkele lekkere overhangende takken in de buurt heb. Zonder vissers aanwezig zou dit zeker onze nummer 1 of 2 keuze geweest zijn, we mogen dus niet klagen.
Iets wat we in de Engelse bladen al gezien hadden, maar onbekend voor ons, is dat het hele water is afgezet met een otter fence. Otters vormen een ware plaag en heuse bedreiging voor de (karper)visserij in Engeland en waterbeheerders en syndicaten stoppen heel wat geld en werk in dit soort hek om deze beesten zoveel mogelijk op afstand te houden. Otters zien er op het eerste zicht vredelievend uit, het probleem is dat er op de rivieren te weinig kleine prooivis meer overschiet – ondermeer door de aalscholver – en ze dus grotere vissen gaan aanvallen waaronder ook karpers. Vaak eten ze dan ook nog eens slechts een stuk (vaak net onder de kop) op, en laten ze de rest achter om een nieuw prooi aan te vallen. Heel wat Engelse vissen, waaronder ook tal van historisch bekende vissen, vonden zo reeds hun ondergang. In Engeland is dit momenteel een heus debat onder vissers en natuurbeschermers. Ik weet niet hoe dit bij jullie in Nederland zit, maar in België gingen ook al stemmen op om de otter hier te herintroduceren. Hoezeer ik een natuurjongen ben, laat ons maar hopen dat dit niet gebeurt…
Maar goed, achter ons hek ligt de te bevissen stek en die moet eerst zorgvuldig uitgekamd worden. Tijdens dat werkje zien we dat onze Engelse vrienden erg behendig zijn in de vierkante meter tactiek: gaatje in het wier vinden, markertje erop, hengel er pal tegen en niet verder dan 20 cm ervan voeren. Uiteraard zouden wij het ook met wiervrije plekjes moeten doen, maar het leek ons geen slechte zet om op z’n Europees wat wijder in het rond vreten te strooien. Op mijn deel kan ik twee hengels kwijt, Gilles heeft ruimte voor drie stokken. We weten enkele beste spots te vinden en kunnen bekaf de nacht in gaan, maar eerst is er… Indian takeaway! Niets dat lekkerder smaakt aan het water, maar jammer genoeg hier bij ons haast niet te vinden. Of toch niet zo lekker als in Engeland. Laat op de avond komen onze makkers Ben Hamilton en Gaz Fareham ook nog aan en kunnen we het slapen wel vergeten, maar de gezelligheid en sloten Engelse thee met een overdosis aan suiker en honing maakt dat ruimschoots goed.
Als Gilles me de volgende morgen wakker maakt met de melding dat hij een schubje heeft, verwondert het me niks dat ik daarvan ook niets gemerkt heb. Ik ben doodop. Gilles is duidelijk ook nog niet wakker, want net voor de aanvang van de fotosessie weet de vis het hazenpad te kiezen. Veel vis is er nog niet uit. Mark zelf, die post gevat heeft aan het eiland en van daar veruit de meest interessante open spots tussen het wier bevissen kan, is de enige die met regelmaat vis weet te verleiden. Een paar beste spiegels ook, tot 38 Engelse ponden. Stuk voor stuk mooie, donkere vissen.

En is zowat de enige die met regelmaat mooie vissen kan verleiden…
Achter Marks stek loopt een riviertje dat recht uit een scene van Martin Bowler zou kunnen komen. Glashelder is het er, en er staat best een fikse stroming. Het klinkt vreemd, maar eigenlijk gaat er een quasi ontoombare aantrekkingskracht van uit op Gilles en ikzelf. Gisteren hadden we al es het lager gelegen stroomgebied vlak achter Marks stek van naderbij bekeken, maar niks kunnen spotten. Vandaag zouden we es een mijl stroomopwaarts gaan en daarbij een hoger gelegen sluisstuk van naderbij bekijken.

Achter Marks stek loopt een glashelder riviertje.
Die Engelsen snappen er geen snars van: we hebben het paradijs voor ons, maar toch moeten die ‘Euro boys’ vergeefse moeite in een nietig stroompje steken. Gilles en ik vallen echter van de ene in de andere verbazing, er hangt een soort sfeer die je bij ons niet aantreft en er worden beelden geschoten dat het een lieve lust is. Als we nu nog eens karper konden vinden… Een dikke mijl verder is het raak! Van bovenop een brug waaronder kraakhelder water staat, zien we alle denkbare vissoorten tussen de welig tierende planten over het grind passeren: dikke zeelten, brasems, snoeken,… Het is werkelijk onvoorstelbaar, tot ik in mijn ooghoek de eerste karper opmerk! Een vrij forse Quasimodo spiegel trekt rustig zijn baantjes tussen het opkomend plompenblad. Wow, dit is cool! Ben en Gaz zijn ons ook komen vergezellen en staan even paf als ons als niet veel later meer vissen op het appel verschijnen. We tellen er een zevental verschillende, met twee spiegels erbij. De stalkhengels worden uitgehaald, maar die leveren helaas niets op.

Die recht uit een scene van Martin Bowler zou kunnen komen.
Dan maar terug naar het basiskamp en een plan van aanpak uitstippelen. Gilles heeft een zak 25 mm boilies bij en om enigszins kans te maken in de stroming beslissen we die te vierendelen en halveren. Nog meer lachwekkend voor die Engelsen is dit, zo’n dikke boilies, wat voor noddy gebruikt dat nou?

Met klein, gebroken aas proberen we de karpers een loer te draaien.
Wij laten ons niet van ons stuk brengen en willen nog twee keer voeren – European style weeral: veel én verspreid – om dan toe te slaan. Ondertussen weet Gilles nog een 12kg spiegel te plukken uit het Vossenwater, maar eerlijk, onze gedachten zaten al bij het wilde rivieravontuur. Een plek waar we zo goed als niks van afwisten – zelfs niet welke vergunning je nodig had en of je er überhaupt wel kon nachten – en dat maakte deze kwajongens natuurlijk erg blij.
De laatste nacht moest het hem dus gaan doen en laat in de namiddag hebben Gilles en ik de afgeladen karren klaar voor de Hel van Chelmsford, een dolle en lange rit waarbij we onze karren een paar keer af en weer op moeten laden, over een hek dienen te heffen en, in mijn geval, over een erg nauwe voetgangersbrug dien te karren. Géén lachtertje, ik kan het je verzekeren. Gilles gaat dus voor de brug zitten, ik erachter, vlak tegen een sluis. Tijdens het opzetten krijgen we beiden een run: Gilles verspeelt zijn vis, een schubje, in het wier, ik heb er een mega brasem aan.

Inwerpen…

De eerste… brasem…
Het voer heeft dus zijn werk gedaan en vol vertrouwen kunnen we de nacht in. Bij mij blijft het muisstil, maar Gilles heeft er tegen de morgen drie op de kant. De twee spiegels die we zagen zwemmen en een schub! Top angling, maat! Dat zijn pas Engelse vissen die écht tellen!

Damn, vissen als deze doet mijn vissershart oprecht sneller kloppen!
Ik blijf een beetje op mijn honger zitten, want ik moet mijn eerste Engelse karper nog vangen en tegen de middag moeten we toch echt vertrekken willen we op tijd aan de Tunnel staan. In een wanhoopspoging herinner ik mij nog een groepje van drie vissen dat we een heel stuk verder telkens tegen dezelfde struik hadden gezien: een betere spiegel, een beste schub en nog een kleinere soortgenoot. Dan maar een hengel pakken en kijken of ze er weer liggen. Wonderwel is dat ook het geval! Voorzichtig wat brokjes boiliekruim in de buurt en de spiegel toont duidelijk interesse. De eerste keer dat ze een rondje maakt om wat te kauwen en daarna het lekkers verder te inspecteren maak ik handig gebruik om een licht 30 grams loodje en fluorocarbon combirigje pal in de stroming te droppen. Snel hurk ik me terug achter het riet, maar de spanning is gewoonweg te groot om te zien wat er gebeurt.
Even piepen en tot mijn grote verbazing zie ik het stukje foam dat op mijn haak zat net uit de bek van de vis komen! Dat kan maar een ding betekenen: hangen!! Meteen geef ik een ruk aan de hengel die een beste curve aan neemt. De stroming is hier duidelijk veel harder dan waar Gilles en ik hadden zitten vissen en het gehaakte gevaarte benut die ten volle. Een paar keertjes weet ze zelfs de struik aan de overkant te halen en ik moet echt alles uit de hengel persen om haar terug tot bij mij te pompen. Echt onvoorstelbaar, op het eerste zicht ziet het er een pisstroompje uit, maar schijn bedriegt duidelijk! Om haar te scheppen kan ik tot overmaat van ramp niet anders dan op mijn kont gaan zitten, want mijn net heeft het de voorbije nacht begeven tijdens het omhoog trekken van een van Gilles vangsten.

Van binnen voel ik me als een kolkende watermassa: deze vis wil ik beslist vangen!
De zenuwen staan gespannen, want deze wil ik echt niet missen. En missen doe ik haar toch bij de eerste twee pogingen om te scheppen. De derde keer is het raak en ik ben blij als een kind als het dier in de netzak zit. Vlug de zak in en terug naar Gilles. Op de terugweg besluit ik mijn meest beteuterde gezicht op te zetten. Gilles, die mij van ver ziet komen, voelt de bui hangen: geen geluk of een verspeelde kans, kan haast niet anders! Verbeten hou ik mijn grimas tot op de laatste seconde aan. “Pas de chance?”, vraagt Gilles. “Nee,” antwoord ik al even ongemakkelijk. Tot ik het niet meer kan houden en vertel over de 26 ponds spiegel die in de zak zit! We zijn beiden niet meer te houden en staan te dansen en te springen op het brugje, onvoorstelbaar gewoon en ik wil echt niet weten wat de lokale bootbewoners gedacht moeten hebben, turend vanuit hun raampjes.

Op de valreep gestalkt, big kiss goodbye!
De fotosessie moet gewoon met die boten op de achtergrond gebeuren, in Terry Hearns boeken staan een paar van die unieke shots die je bij ons gewoon niet maken kan. Bij aanvang komt ook een local bij ons staan, die weet te vertellen dat op dit sluisstuk – behoudens overstromingen – slechts een twintigtal vissen gekend zijn en er maar een spiegel sporadisch uitkomt. Je had zijn gezicht moeten zien toen we de zakken openritsten en drie van de vier vissen spiegels waren, haha!

Come on you guys!
Eind goed, al goed en uiteindelijk hebben we nog wat tijd over. Mark besluit ons op de terugweg mee te nemen naar Abberton Reservoir, een groot vogelreservaat waar de gekste geruchten over gaan. Een lage bezetting monstersnoeken en –karpers zou er huizen, maar niemand heeft het lef om er verstoppertje te spelen. Mij doet het erg denken aan mijn thuiswater.

Niemand diet het ziet…
Ah, ik zou het wel weten… Net als hun verontwaardiging over de rivier, lijkt ook hier dat hun zorgvuldig aangelegde swims gewoonweg voor de hand liggender zijn. Niets mis mee trouwens. Tenzij op de volgende stop op onze rit: Layer Pits, een historisch dayticket water waar menige riguitvinding ooit geschiedde. Wat we daar zagen tartte alle verbeelding! Ongeveer twee dozijn vissers aanwezig, maar geen enkele die de grote groep vissen aan het oppervlak opmerkte en beviste, of de alsof het een festijn was springende vissen in de achterste baai de moeite waard vond. Nee, allemaal – zelfs een vrij bekende kop in de Engelse scene – strak en saai achter de batterijen hengels. Alsof dat nog niet genoeg was, hing er ook een ongelooflijke walm en waren de ronddrijvende karperkadavers triest en zelfs wraakroepend. Gilles en ik telden er maar liefst 60! Het is dus lang ook niet altijd zon en maneschijn, daar over de plas, en niet te snappen dat zo’n water onder zo’n omstandigheden niet gewoon een tijdelijk visverbod opgelegd krijgt. Maar dat is stilaan de trend van het moderne karpervissen zeker: baatzucht boven bezorgdheid en bekommernis? I, my dearest reader, refuse…

Niemand die het wil zien. Diep intriest…
’t Eiland II is in feite een ‘koppelartikel’ met ’t Eiland I, een gelijknamig artikel van de hand van KWO-blogger en Avid Carp man Mario Taal in het pas verschenen Monkey Climber magazine #4. Naast ’t Eiland passeren zoals gebruikelijk nog tal van andere topartikels de revue, met niemand minder dan: Rod Hutchinson interview, Herwin Kwint, Dennis Hellings, Chris De Clercq, Renaat Vanoost, Jonas Van Hulle, Bart-Jaap Koorn, Wulf Plickat, Gio Vanhooren,…
Voor meer informatie check je de Monkey Climber Facebook pagina!