Gekronkel – De verlaten plas, deel 4

Natuurlijk maakt één zwaluw nog geen zomer, toch is het zinvol om even terug te kijken om een leidraad te hebben voor komende sessies.
De drie gevangen vissen kwamen van een stek waar de wind op stond. De eerste vissen die ik zag zwemmen, maar ook de vissen die ’s nachts sprongen, zaten allemaal op de windkant. Een open deur zou je zeggen? Natuurlijk is het zo dat karper “windgevoelig” is en dat je ze dus meestal treft op de kant waar de wind op staat. Er valt denk ik wat meer over te zeggen. Vissen voelen een wijziging eerder aan dan wij. Soms trekken ze van de windkant weg voordat er een nieuwe wind op steekt. Luchtdruk? Frappant is dat ze soms op een stek zitten waar de nieuwe wind nog niet op staat, alsof ze voor de wind uit zwemmen. Ik meen dat Andy Little dit ook beschreef in de tijd dat hij succesvol was op Savay. Die keren dat ik vis zag of hoorde op deze plas, was dat steeds op een stek waar de wind al langere tijd op stond. Ook al zegt dat nog helemaal niets, gezien ik nog maar een paar maanden op deze plas vis, het biedt in ieder geval een soort van houvast, al heb ik hier nog te weinig ervaring hoe snel ze reageren op een nieuwe wind.
Ten tweede hebben de gevangen vissen me meer vertrouwen gegeven in een zoete bol, ten opzichte van een vismeel boilie. Twaalf nachten zonder vis op vismeel, een overstap naar (mier)zoet en dat levert me, na nog een blank, uiteindelijk vis op. Ook dat is iets waar ik eerder rekening mee had kunnen houden, maar ja, van achter kijk je een koe in de kont. Daarnaast zou het natuurlijk ook kunnen zijn dat ik ze net zo goed op vismeel had gevangen. Misschien speelden er hele andere factoren mee? Feit blijft dat er drie op zoet kwamen en dat is voor mij voorlopig even genoeg om te weten. Het harden in de suiker bevalt ook prima. Er kruipt nog wat meer gespuis over de bodem. Die suikerballen overleven in ieder geval, tot nu toe, iedere nacht.
Ten derde is het goed om naar de onderlijn te kijken. Elke keer zat er aan alle hengels een andere onderlijn. De drie vissen werden allemaal gevangen op een soepele onderlijn van 25cm lengte, bescheiden klauwhaakje met korte line aligner en een centimeter tussen boilie en bovenkant haak. Het zou goed kunnen dat te korte onderlijnen nog niet werken. De vissen zijn immers nog niets gewend. Alles gaat na het opzuigen rechtstreeks naar het palataal orgaan waarna de vis rustig verder zwemt of verder aast. Een te korte onderlijn kan zijn werk in dit geval simpelweg nog niet effectief genoeg doen. Ook dit is erg speculatief, ik weet het, maar net als met die zoete boilies geld voor mij: voorlopig gewoon standaard rigs zonder poespas.
Ik heb geprobeerd nog wat meer lijnen te trekken ten aanzien van dieptes, voertactiek, hoeveelheden, enzovoorts. Maar daarvoor is het nog te prematuur en heb ik te weinig gevangen op dit water. Wellicht in de toekomst meer hierover. Wat wel als een paal boven water staat, is dat ik nog meer naar mijn gevoel moet luisteren. Had ik dat niet gedaan, dan waren de eerste drie niet op de kant gekomen deze week. Dit is misschien wel het belangrijkste, want al het eerder genoemde hangt hier ook mee samen.
Zo gezegd zo gedaan. We zijn weer een paar dagen verder. Inmiddels liggen er nieuwe boilies op een stek waar de wind op staat, alle hengels zijn voorzien van standaard rigs en alles plakt van de suiker. Morgen nog een keer voeren en dan vrijdag vissen. De wind komt vanuit het zuiden en zal naar het zuidoosten draaien in de loop van de nacht. Voorlopig reden genoeg om het plateau en zijn langzaam aflopende talud te bevissen. Dat plateau ligt hier schitterend in de noordkant van de plas.
Het is vrijdagnacht, 3.00 uur. Ik moet er even uit om te wateren. Tot nu toe is het rustig gebleven. Het doet me goed om te zien dat het lekker doorwaait. De wind is naar het zuidoosten gedraaid en staat nu schuin op het plateau. Weer die stomme twijfel zou het wel? Wat voor invloed heeft de dalende temperatuur? Brr, het is fris. Snel de zak in.
Twee uur later komt er dan toch een aanbeet op een hengel die, op vier meter diepte, onder aan het talud ligt. Door de hoek waarop ik vis is het lastig om direct contact te krijgen. De lijn snijdt door het zand en alles voelt in het begin log. Tot het moment dat er direct contact is. Hij zwemt in een boog naar links. Tien meter binnenpompen en dan begint de ellende. Run op run, de lijn vliegt van de spoel. Steeds kan ik hem weer een eind naar me toe trekken maar dan gaat hij weer. Niet te houden en ver. Wat een geweld. Ik weet niet hoe lang het heeft geduurd maar uiteindelijk ligt hij toch moe op zijn kant. Het net gaat er onder en ik schijn in het net. Wat een lengte. Op de mat blijkt het een slanke meterschub te zijn. Ondanks haar bouw, blijft er toch ruim 15 kilo over na aftrek van het gewicht van de natte zak. Na een paar fotootjes gaat ze direct terug. Het is heel vreemd. De laatste jaren zak ik vissen minder en minder. Voor de prachtige, gave vissen van deze plas heb ik zoveel respect dat het niet eens in me opkomt om ze tot het licht wordt in een zak te stoppen.
ekker, weer een vis van deze grote plas. Ik ben terug waar ik begon. Een jongetje dat zich verwondert over de natuur en dat blij is met elk voorntje of baarsje wat hij vangt. Het is heerlijk om kinderlijk te genieten van alles om je heen en de schaarse vissen die je af en toe mag vangen. Het is een gevoel wat ik iedereen toewens. Het staat lijnrecht tegenover een gevoel van “moeten vangen”, afgunst en elkaar in de gaten houden.
Ik blijf nog even hangen en besluit dan rustig op te ruimen. Over een paar uur mag ik mijn oudste langs de lijn toejuichen.
Zoals iemand eens tegen me zei: “Ga vissen, vergeet je hengels”.
Arjen