De terugkeer van De Snoekbaars – Mark Hoedemakers

In dit emotionele schrijfsel neemt Mark ons een aantal jaar mee terug in de tijd. Hij beschrijft de speurtocht naar een targetvis en pinkt een traan weg na een grote sterfte op zijn unieke thuiswater.

Mark-Hoedemakers-snoekbaars

Sommige verhalen zijn nog nooit verteld. Nooit opgetekend, ten gehore gebracht of beschreven. Niet willen, niet kunnen of geen zin gehad, zijn maar al te vaak achterliggende redenen, maar bij het verhaal over de wonderbaarlijke terugkeer van de Snoekbaars weet ik zelf eigenlijk niet zo goed hoe het komt.

Ik liep op een zonnige, maar koude maartse ochtend naar buiten, toen ie me plots te binnen schoot. “Zou de Snoekbaars nog in leven zijn geweest, mocht hij indertijd voor de tweede keer op korte tijd door het oog van de naald gekropen zijn?” sprak ik mezelf toe in m’n onderbewustzijn. Hij zou dan ongetwijfeld reeds hoog bejaard z’n rondjes trekken tussen het welig tierende, hardnekkige fonteinkruid en de dikke slierten waterpest. De Snoekbaars was immers een baas, en bazen worden in de regel stokoud of sterven heldhaftig in het harnas, de rugvin fier rechtop!

De karper in kwestie werd echter in de eerste helft van 2006 ook slachtoffer van een sterfte, waarbij slechts een deel van de populatie de dans ontsprong. De plas wordt overigens sinds dat noodlottige en catastrofale voorjaar nog amper bevist. Ondanks het feit dat de Snoekbaars eerder al eens onterecht onder de noemer ‘overleden’ geplaatst werd, vond hij uiteindelijk toch z’n Waterloo tijdens die afgrijselijke lente in het midden van het vorige decennium. Een tweede keer van het toneel verdwijnen, om jaren later tot ieders verbazing pardoes terug te keren van weg gewaand, zat er dat keer helaas niet in…

MH-blog-01

Undercover! Zie je mijn hengels staan?

Een jaar eerder

Tijdens het voorjaar van 2005 was rampspoed mijn deel. Visloos en tot 2 keer toe met de neus tegen de lamp gelopen, droop ik uiteindelijk gedesillusioneerd af. Aan de voorbereidingen kon het niet gelegen hebben, die waren voor mijn gevoel oerdegelijk en wel 100 keer minutieus overlopen in m’n hoofd. De uitvoering echter, liet flink te wensen over en in de praktijk kon ik alles behalve zorgeloos m’n plannen ontplooien. Eén van mijn laatste sessies uit die bewuste lente vatte op een cartooneske manier een hele periode samen. Het kat-en-muisspel dat Rob, Raoul en ikzelf speelden met de overigens vriendelijke, doch strikte wetsdienaar wiens naam ik niet meer weet, had ondertussen zijn climax bereikt en had verdacht veel weg van een schaakspel op hoog niveau.

Enkele maanden voordien hadden we bij Stichting Limburgs Landschap open kaart gespeeld over onze visserij op de plas, en brachten we hen tevens op de hoogte van het unieke karakter van de familie zoetwaterbewoners aldaar. Ons doel was simpel: opnieuw de mogelijkheid krijgen om op een gestructureerde en eerlijke wijze hengelrechten te verwerven. ’t Moet zowat de eerste keer zijn geweest dat ik, gesteund door de andere vissers, in conclaaf ging met een organisatie natuurbeheerders en in tegenstelling tot latere successen, bereikten de gesprekken hier niet het gewenste resultaat. Er was, ondanks de sympathie die we ondertussen wel genoten van de lokale beheerders, bij de ‘hoogsten in rang’ geen draagvlak om toegevingen te doen wat hengelen betrof.

Mark-Hoedemakers-water

Ondanks de belofte ons zoveel mogelijk met rust te laten, werd binnenskamers een BOA met alle mogelijke info gebrieft, om hem vervolgens op pad te sturen. Hij had zijn lijstje targets, wij nog steeds het onze. Mijn wijze van vissen onderging drastische veranderingen. Samen met m’n hengels dook ik onder de radar, tussen struiken en boompjes, gewikkeld in een deken van groen. De ontvanger van mijn beetmelders werd meer dan ooit mijn trouwste metgezel, en de nacht het geliefkoosde strijdperk. Verscholen in het struikgewas nabij de stek waar ik 6 maanden eerder De Hoge ving, plaatste ik een onopvallende, lage oval. Gedrapeerd met takken en ’n bladerdek zag je hem pas staan als je er enkele meters van verwijderd was. Het ideale onderkomen voor struikrovers! Voor korte priksessies aan ‘het ondiep’ veroordeelde in mezelf tot een overnachting onder de blote sterrenhemel.

En zo geschiedde. Ik viste op kruissnelheid en reeg de ene korte nachtsessie aan de andere. De maand maart ging geruisloos voorbij en ook april bracht weinig soelaas. Geen verrassingen, amper tekenen van leven, geen aanbeet. De zorgvuldig opgemaakte notities uit die tijd helpen me herinneren dat Rob op 16 april ‘De Geknakte Staart’ wist te netten van op de stek in het Bos. Verder mocht enkel Raoul een vangst optekenen in de vorm van de Grote Rijen, traditioneel één van de eerste zevenvinners van de populatie die poolshoogte komt nemen na de uittocht van de winter.

Terug naar mei, naar de tweeledige jacht die woedde aan de oevers van de put van K. Ik had begin die maand een eerste ontmoeting gehad met de toezicht houdende BOA en ook Raoul was betrapt met een hengel in de hand. Minstens evenveel keer hadden we de beste man kunnen gade slaan vanuit onze schuilplaatsen, maar kon hij ons met de beste wil van de wereld niet vinden. Opgejaagd als grof wild was het steeds minder relax vissen en tijdens een sessie aan ‘het ondiep’ kreeg mijn moraal een eerste flinke knauw. Rond middernacht schrok ik wakker van een felle flits, gevolgd door onheilspellend gerommel in de atmosfeer. Turend van in de slaapzak merkte ik hoe de lucht in een mum van tijd gitzwart kleurde en hoe zelfs de bliksem in de verte nog met moeite haar licht door het dikke wolkendek heen wist te schijnen.

MH-blog-08

Mark in gelukkigere tijden!

De tijd begon te dringen, want bij aankomst had ik geen rekening gehouden met een mogelijk onweer of regen, en de extra oval lag thuis. Die andere plu stond nog steeds opgesteld tussen het struikgewas aan de andere kant van het water! Ik sprong uit m’n bed en terwijl de eerste druppels al op het wateroppervlak vielen, strompelde ik nog steeds een beetje slaapdronken de dijk op. Het onweer barste nog diezelfde minuut los en ik rende de ziel uit mijn lijf om de paraplu aan de hoekstek op te pikken. De regen viel met bakken uit de lucht en ik was in een mum van tijd volledig doorweekt. Eenmaal terug op de stek was het duidelijk dat ook mijn slaapzak het zelfde lot beschoren was. De rest van de nacht bracht ik klaarwakker en rillend door op de bedchair, sweater en t-shirt in de balijnen van de plu en de onderkant van de slaapzak als een klamme lap over me heen. Huiswaarts keren was ook toen al geen optie en ik besefte: veel erger kon het niet meer worden. Het water had me ondertussen wel op m’n knieën gedwongen en, een verkoudheid en een nieuwe blank later, volgde het nekschot.

The BOA returns

Na aankomst aan de plas aan het begin van de avond, tijdens het obligate rondje met de fiets, stootte ik achtereenvolgens op onze overijverige BOA, die me schijnbaar niet herkende, en zo’n 100 meter verder een verbouwereerde Rob. Ook hij was ten prooi gevallen aan het alziend oog en de schrijvende hand van de sterke arm der wet. Als laatste target van de 3 musketiers, onderging hij met de glimlach de plichtplegingen van de man in het groen. Dat is trouwens ook de enige juiste manier om daarmee om te gaan. Hoe je het ook draait of keert, die mensen doen ook hun job en als je het spel wil spelen weet je wat de spelregels zijn.

Ik vervolgde mijn weg en ter hoogte van de linkse ingang van het gebied botste ik een tweede keer op zijn rijzige verschijning, waarna hij me wel herkende en luid lachend begroette. “Je wou toch niet alwéér komen vissen, Hoedemakers?” proestte hij het uit. “Nee hoor, ik kom gewoon ’n keer een rondje doen met de fiets,” antwoordde ik met een grijns van oor tot oor. “Met de fiets helemaal uit België zeker? Haha! Die plas heeft echt wel een grote aantrekkingskracht op jullie gedrieën, moet wel erg speciaal zijn hier?” De man wist natuurlijk donders goed hoe de vork in de steel zat en terwijl ik nogmaals afdroop met de fiets in de hand, hadden we best een hartelijk gesprek.

MH-blog-03

Op naar de Grensmaas.

MH-blog-02

De Grensmaas werd mijn thuis voor een aantal sessies…

De feiten waren overduidelijk en de balans was flink gekanteld in mijn nadeel. Ik had er even genoeg van en terwijl Rob en Raoul hun strijdbijl nog niet wilden begraven, zocht ik moegestreden andere oorden op.

All quiet on the eastern front

De zomer kabbelde voorbij en eind augustus trof ik Rob en Raoul op de eerste editie van de ondertussen jaarlijks terugkerende barbecue van het kransje vissers dat de plas in de ‘nillies’ ooit als thuiswater beschouwde. Iets wat trouwens nog steeds veel te weinig gebeurt: naast focussen op de eigen visserij ook tijd maken om samen met gelijkgezinden iets te ondernemen, of elkaar oprecht een karper gunnen. 

Onder het genot van een frisse pint en de heerlijke geuren van gegrild vlees werd al snel het juiste onderwerp aangesneden. De put van K. en haar bewoners. Het bleek dat Raoul en Rob de voorbije 3 maanden heerlijk hebben gevist, in alle rust bovendien. Beiden waren er bovendien in geslaagd om een beste reeks vangsten te boeken. De dag dat Rob’s naam werd aangevinkt op het lijstje en dat ik een tweede confrontatie had met de opzichter, bleek achteraf ook de laatste controle aan het bewuste water te zijn geweest. Het leek alsof het een statement was. Allemaal 1 keer op de bon, alle 3 ‘ons lidgeld’ betaald. Dat leek ons de enige logische verklaring. Een toegift van de Stichting Limburgs Landschap voor onze eerlijkheid, onze openlijk ten toon gespreide passie? Zekerheid zullen we wat dat betreft nooit hebben, maar alles wees duidelijk in die richting.

MH-blog-04

Voor mij was dat goede nieuws hét sein om m’n intenties voor het nakende najaar ingrijpend aan te passen. Naast m’n ‘brothers in arms’ en met een saus vol verwachting smaakte de maaltijd dubbel zo goed, en mijn beslissing stond vast! Ik verzamelde de hengels en keerde terug naar de mooiste, meest mystieke plas in Nederlands Limburg. Klaar voor het vervolg van mijn queeste naar een allegaartje van karpers wiens diversiteit en sterk uiteenlopende karakteristieken de perfectie benaderden. Klaar om opnieuw thuis te komen…

September

Het werd een rendez-vous in mineur. De Zonnespiegel, één van de mooiste spiegels van het water, liet in augustus al het leven en tot overmaat van ramp stootten we begin september op het skelet van wat voor 95% zeker de restanten van De Hoge waren. De grootte van de ribben, de curve in de rug, de kieuwdeksels: het kon bijna niet anders dan dat ons vermoeden ook de trieste werkelijkheid was. De keizer was niet meer en de plas verloor een stuk geschiedenis, een stuk magie.

Mark-Hoedemakers-riet

Ook in het najaar ging ik weer undercover!

Met een dubbel gevoel vatte ik diezelfde week nog post op de hoekstek, nadat ik minder precies dan anders de vallen had gezet. Het besef dat de karpers waarop je jaagt al een respectabele leeftijd hebben bereikt en niet het eeuwige leven hebben, doet iets met een visser die hart en ziel in zijn verblijf aan het water legt. Ik was slechts een klein onderdeel van het einde van een lange levensloop. Ik was de laatste vanger van De Hoge en had liever nog jaren genoten van berichten van collega’s die hem ook een keer mochten begroeten of die hem simpelweg al luierend in de zon gespot hadden vanaf de hoge dijk aan ‘de bak’. Het heeft niet mogen zijn en met lood in de laarzen tuurde ik over het wateroppervlak, tot de nacht haar intrede deed.

Tijdens de sessies die volgden werd me het een en ander duidelijk. Uit alle vangstgegevens bleek dat de stekken aan de overkant van de plas vooral ’s nachts karper opleverden, terwijl de stek in het bos en ‘mijn hoekstekje’ vooral na het krieken van de dag productief bleken, zeker wanneer er op ‘de nachtstekken’ niemand zat. Het leek me logisch dat als er ’s nachts aan de overzijde gevist werd en er dus een zekere mate van lijndruk heerste, de vissen wel eens in de smiezen konden hebben dat er in het groen gehulde mannen met snode plannen achter hun vinnen zaten. Beslist niet bevorderlijk voor zorgeloos azende zevenvinners in de ochtendzon. Deze voorzichtige conclusie deed me beslissen om zoveel mogelijk de grindplas te bevissen als Rob en Raoul er niet waren, én als ik tijdens die belangrijke ochtendstond 1 of 2 uurtjes kon doorvissen. Dat, en een flinke portie geluk bracht een aantal dagen later een verloren zoon terug!

MH-blog-05

MH-blog-06

De Snoekbaars op nipt 20 kg.

Op 24 september stond ik met een voor mij onbekende schub van 20,1 kg in het net. Het was zeker geen dertiger met een kilootje meer om het lijf. Dat werd me al snel duidelijk na het speurwerk tussen de foto’s. Ik stuurde het digitale beeld door naar Bart, die enkele uren later alle twijfel weg nam. Het was De Snoekbaars, alive and kicking! Jullie moeten weten dat deze bewuste vis dik 2 jaar eerder voor het laatst werd gevangen door Roger, op maar liefst 23,7 kg. Hij leed aan een ernstige vorm van buikwaterzucht en liep letterlijk leeg op Roger’s mat, waarna hij met de grootste voorzichtigheid terug in zijn natuurlijke biotoop werd geplaatst. “Als die het overleeft, dan is dat een hele krachttoer!” was de dagen nadien de teneur aan de put van K, waarna een nieuwe vangst van het beest met het verstrijken van maanden en jaren steeds onwaarschijnlijker werd geacht.

MH-blog-07

Twee jaar eerder bij Roger!

Tot die dag dat het Belgische vissertje de Nederlandse gigant tegen het waadpak kon drukken! De Snoekbaars was terug, en hoe! Geen spoor meer van het eens zo gezwollen lijf, de schub blaakte van gezondheid. Hij maakte de titel ‘sterkste der zoetwatervissen’ meer dan waar en bij het terugzetten van de vis spatte en schuimde het water in het rond. Als een Jack Russel achter een bal, zo zwom hij gezwind de vrijheid tegemoet.

Het begin van het einde

Dat ook sterke vissen na verloop van tijd kwetsbaar worden, werd de laatste jaren steeds duidelijker bij de oude karperpopulatie. Na Quasimodo in 2003, verloor het water in 2005 ook De Zonnespiegel en De Hoge. De Halve Rijen, een mannelijke spiegel die bij zowat elke vangst van de laatste 5 jaar een gewicht tussen 20,4 en 22 kg klokte, kampte in de zomer van datzelfde jaar met buikwaterzucht. Een rode, met water gevulde buik en een ongezonde 26,9 kg maakte van Rob vooral een bezorgde vanger. Hij had de vis liever op een lager gewicht en in betere conditie genet. Ook De Grote Rijen was geen toonbeeld meer van vitaliteit. Ze zat op het einde van de zomer nog met versteend kuit en prees zichzelf ongetwijfeld gelukkig toen ze haar eitjes kon lossen op de onthaakmat.

Mark-Hoedemakers-zonnespiegel-RIP

De Zonnespiegel vinden we dood in de kant.

Bart en ik pleegden overleg met de andere vissers en namen de beslissing om 10 karpetjes aan te kopen in Valkenswaard, om zo voor wat opvolging te voorzien voor het moment dat de oude vissen één voor één hun soortgenoten zouden volgen naar het hiernamaals. Zoals beschreven in Woord van Zwijgen begon de tijdbom te tikken. Het daarop volgende voorjaar lieten zo’n 20 karpers het leven. Het langzaam uitdoven van hun kaars werd hen in al onze onwetendheid niet gegund. Wat in maart begon met een telefoontje dat de Torpedospiegel gevonden was, eindigde 2 maanden later in tranen bij de vondst van de Grote Rijen. Die ochtend brak mijn reeds gebarsten karperhart in tweeën. Een zwarte bladzijde vormt voor eeuwig het trieste einde van een wonderschoon verhaal. Het verhaal van de Oranje Parels uit de Heldere Plas, van een familie karpers met de gave om vissers te vangen, ze te laten dag- en nachtdromen. Het verhaal van de mooiste plas waar, en de mooiste karpers waarop ik ooit viste…

MH-blog-09

Helaas, tijd voor een nieuw hoofdstuk in mijn vissersleven…

Mark Hoedemakers

Bekijk ook