Gekronkel – Oranjegevoel

Het moet me van het hart dat ik een afkeer van sporten heb. Hier en daar heb ik wat geflirt met judo en hardlopen, maar op de verplichte sportdagen op school na is het daarbij gebleven. Ook ben ik niet te vermaken met een avond voetbal kijken.

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik toch vrij chauvinistisch ben. Als onze teams in internationaal verband moeten uitkomen dan is daar toch de hoop op goede prestaties. Als we met de collega’s samen naar een match kijken wil ik ook goed voor de dag komen dus ligt er in mijn linker bureaublok, 2e la van boven, een heus oranje shirt, een shawl en een muts. Je wilt immers niet geheel onderdoen voor die fanatieke verkoopmanager of die productiemedewerker met een pet waar 2 rietjes via 2 bierglazen op een pet naar zijn mond lopen. ET zou er jaloers op zijn geweest. Als “ons” Oranje vervolgens scoort schreeuw en juich ik boven de rest uit. En als ze voor de zoveelste keer naast het doel schieten tijdens het nemen van een penalty dan vind ik Seedorf ook de grootste loser die er op dat moment rondloopt. Maar in hart en nieren Oranjefan? Nee eerlijk gezegd niet. Tot een prachtige middag deze zomer.

In mijn woonwijk liggen, net als in de meeste vinex, wijken leuke cultuurwatertjes vol met vis. Toen ik op een dag naar huis reed met mijn zoon, zag ik een gouden vlek door één van die watertjes zwemmen: een mooie goudkarper. Menig avond heb ik geprobeerd hem (of haar) te verleiden, maar het was al snel duidelijk dat het een lastige klant was. Meestal was het een andere vis die de brok net voor zijn neus weg pikte. Als hij dan eens solitair aan het azen was, dan was het altijd een voorzichtig gepluk en het razendsnel uitspugen van het aas. Heel irritant, maar ook reuze spannend. Dat dan weer wel.

Op een middag strooide ik maar weer eens een pak kattenbrokken in het rond. Binnen no time waren er een stel aan het azen. De goudkarper was er ook bij. Zoals gewoonlijk was het juist deze vis die druk rondzwom en af en toe een brokje aan de rand van het brokkenveld pakte. Al snel had ik het lumineuze idee om een brok langs de rand te presenteren, maar helaas, het werkte niet. Een mini plekje naast het grote veld, een enkel brokje er los van. Allemaal leuk bedacht, maar het werkte niet. Op een moment zag ik hem niet meer en de andere vissen zaten ook al redelijk vol, want van actief azen was niet echt sprake meer. Turend over het water zie ik plots een klein oranje toetertje strak tegen de kant tussen het wier naar boven komen. En even later weer. Daar zit ie en blijkbaar voelt hij zich hier wel veilig. Voetje voor voetje sluip ik er op af. Dertig centimeter uit de kant, een meter voor mijn voeten ligt hij diep weggedoken. De oranje gloed verraadt hem. Voorzichtig leg ik een haak met een paar brokken voor zijn snuit en zorg er voor dat de lijn het water niet raakt. Hij stijgt en zuigt vol vertrouwen het hele zaakje naar binnen. De rest valt te raden. Opspattend wier, 40 toeschouwers en een applaus als hij terug gaat.

Ieder mens heeft zijn gebruiksaanwijzing en zo is het ook met vissen. Je hebt makkelijke personen en lastige. Het feit dat het me lukte deze lastige klant te strikken gaf een euforisch gevoel. Ik begrijp die supporters nu een stuk beter. Dat de foto’s genomen met mijn telefoon belabberd zijn, doet me niet zo veel. Sinds 31 juli 2009 ben ik een enorme Oranjefan.

Bij voorbaat weet ik al dat na deze column en waarschijnlijk na deze alinea 80% van de lezers afhaakt. So be it (ik was een egoïst, weet u nog?).

Bekijk ook